13 oktober 2021

Inge Vanbeveren, diensthoofd vaktechniek IBR

 

Op 24 juni 2021 publiceerden het IBR en het ITAA een gemeenschappelijke mededeling waarin twee wederzijdse principes worden ontwikkeld die hun interpretatie bevat van twee strafbepalingen op basis waarvan de aansprakelijkheid van (gecertificeerde) accountants en de bedrijfsrevisoren in het gedrang kan komen. Deze principes zijn van toepassing bij het aanvaarden, verlengen en/of hernieuwen van een opdracht van de (gecertificeerd) accountant en/of de bedrijfsrevisor.

De wederzijdse principes vullen de gedragslijnen van 1 juni 2008 aan (zie Omzendbrief 2008/02, Gedragslijnen inzake de beroepsrelaties tussen de leden van het IBR, het IAB en het BIBF).

 

Eerste principe

Stel, een entiteit is er wettelijk toe gehouden een commissaris te benoemen krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), maar laat dit na. Deze entiteit vraagt evenwel aan een bedrijfsrevisor of een gecertificeerd accountant om een wettelijke (bijzondere) opdracht of een contractuele controle van de jaarrekening uit te voeren.

Begaat deze bedrijfsrevisor of gecertificeerd accountant een strafrechtelijke inbreuk in de zin van artikel 3:97 WVV wanneer hij deze opdracht aanvaardt?

Vooreerst is het belangrijk te benadrukken dat het naleven van de wettelijke vereisten inzake het aanstellen van een commissaris, de verantwoordelijkheid is van het bestuursorgaan van de entiteit. Artikel 3:97, § 1 WVV voorziet in een strafrechtelijke sanctie voor de leden van het bestuursorgaan, directeurs en lasthebbers (wettelijke toerekening) voor het niet aanstellen van een commissaris in een vennootschap die er wettelijk toe gehouden is een commissaris te benoemen (art. 3:97 WVV is enkel van toepassing op vennootschappen).

Overeenkomstig artikel 3:97, § 2 WVV rust op een bedrijfsrevisor, geregistreerd auditkantoor of een gecertificeerd accountant een plicht om een toezicht uit te oefenen op de vennootschap, en om na te gaan of de vennootschap de verplichtingen bedoeld onder § 1 werden nageleefd. Personen die niet beschikken over de wettelijk vereiste hoedanigheid kunnen met andere woorden strafbaar zijn op grond van de regels van de strafbare deelneming die gelden voor het WVV, als zij weten dat niet is voldaan aan de aanstellingsplicht van een commissaris.

Daarom wordt in de wederzijdse principes duidelijk gesteld dat de gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor zich moet onthouden van het aanvaarden of voortzetten van enige opdracht tot het attesteren of goedkeuren van rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen opgesteld door elke entiteit die weigert een commissaris aan te stellen terwijl zij hiertoe wettelijk verplicht is.

Alvorens een opdracht te aanvaarden en in het kader van de cliëntidentificatie dient de gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor zich ervan te vergewissen of de entiteit voldaan heeft aan de wettelijke verplichting om een commissaris aan te stellen krachtens de artikelen 1:24, § 1 en 3:72, 3:47, § 6, 3:51, § 6 of 3:72, 2° in fine WVV. In voorkomend geval, dient hij de entiteit te laten bevestigen dat deze er wettelijk niet toe gehouden is een commissaris aan te stellen.

Onverminderd artikel 3:97, §2 WVV zijn de Raden van de Instituten van mening dat dit principe ook toegepast moet worden door de gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor bij een contractuele controle van financiële informatie, die leidt tot een controleverslag, bestemd om aan derden te worden afgegeven.

Met het begrip “derde” wordt een andere persoon dan de opdrachtgever van de beroepsbeoefenaar bedoeld.

Gelet op het risico op strafbare deelneming aan het misdrijf vermeld in artikel 3:97, §1 WVV, moet de gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor zich onthouden van het aanvaarden of voortzetten van een wettelijke opdracht voor een entiteit, als blijkt dat deze entiteit zich niet in regel wenst te stellen om een commissaris aan te stellen.

Met “wettelijke opdracht” wordt de opdracht bedoeld die door het WVV of een andere wettelijke bepaling aan een gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor wordt voorbehouden (andere dan de wettelijke controle van de (geconsolideerde) jaarrekening), zoals de inbreng in natura of quasi-inbreng, tegenstrijdige belangen, ontbinding en vereffening, omzetting van rechtsvorm, fusie en splitsing, enz.

 

Tweede principe

Artikel 117, 2° van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur houdt een strafbepaling in voor een persoon die de boekhouding op zelfstandige wijze voert en niet het recht heeft om, overeenkomstig artikel 5 van de wet van 17 maart 2019, als zelfstandige, in hoofdberoep of bijberoep, voor rekening van derden, de beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 5° van diezelfde wet uit te oefenen.

Een bedrijfsrevisor of (gecertificeerd) accountant moet, alvorens een opdracht te aanvaarden, informeren naar de titel van de (gecertificeerd) accountant of bedrijfsrevisor, die op zelfstandige wijze de boekhouding voor rekening van een entiteit voert.

Een bedrijfsrevisor of (gecertificeerd) accountant onthoudt zich van het aanvaarden of voortzetten van alle opdrachten (andere dan deze uitgevoerd krachtens het commissarismandaat) in elke entiteit waarvan de boekhouding op zelfstandige wijze wordt gevoerd door een persoon die niet het recht heeft om, overeenkomstig artikel 5 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur, als zelfstandige, in hoofdberoep of bijberoep, voor rekening van derden, de beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 5° van diezelfde wet uit te oefenen.

Onverminderd artikel 3:66, § 1, tweede lid en § 2 WVV is hetzelfde principe eveneens van toepassing op de bedrijfsrevisor wanneer deze een commissarismandaat (wettelijke controle van de jaarrekening) begint of hernieuwt. We verwijzen bovendien naar Advies 2019/10 van het IBR en naar de beslissing 2019/01 van het College van Toezicht op de Bedrijfsrevisoren omtrent de voortijdige onderbreking van het commissarismandaat.

 

Conclusie

Personen die niet beschikken over de wettelijk vereiste hoedanigheid kunnen strafbaar zijn op grond van de regels van de strafbare deelneming, als zij weten dat er niet is voldaan aan de aanstellingsplicht van een commissaris of dat de boekhouding voor derden wordt gevoerd door een persoon die niet in het register van het ITAA is ingeschreven.

Gerelateerd

Binnenkort verhuizen we!

Roby Fele, senior advisor  regelgeving IBR

Update privacybeleid IBR

Voormalig IBR-voorzitter André Hoste overleden